Het is een goed gebruik als een raadslid voor het eerst het woord voert in de raad dit als Maidenspeech aan te merken.
Deze bijdrage mag geheel ingevuld worden door het raadslid ook met persoonlijke feiten.
Het agendapunt Rekenkamer raport Wonen is het agendapunt waarbij het voor Alain zijn “moment of fame” was.
In een vlammend betoog nam hij de raad mee in zijn motivatie om raadslid te willen worden en de weg die hij heeft afgelegd.
Lees hieronder zijn hele bijdrage.
Maidenspeech
Dank u voorzitter,
Mijn maidenspeech. Na vele commissierondes is het vandaag de eerste keer dat ik vanachter deze katheder spreek in onze raad. En voordat ik inga op het Rekenkamerrapport wil ik dan ook graag gebruik maken om terug te blikken op waarom ik hier vandaag sta en wat ik het afgelopen jaar heb gedaan. En dat zou toch moeten lukken in 32 minuten…
Want ja, in maart 2022 was daar opeens dat 18-jarige raadslid. Ogenschijnlijk vanuit het niets. Wat motiveerde mij nou om politiek actief te worden en op die manier mijn steentje bij te dragen aan ons Capelle. Daarvoor ga ik terug naar 2020. Ik kwam net van de middelbare school af, hier aan de andere kant van de brug, en begon voor mijn opleiding onderwijsassistent als stagiair op een basisschool. Ik ging aan de slag op mijn oude basisschool. Een prachtige school met het predicaat excellente school en een leerlingenpopulatie met bovengemiddeld veel hoogopgeleide en welgestelde ouders. Een fijne en veilige school, voor de kids, de ouders en zeker ook de leraren. Na de vakanties ging het in de klas over skivakanties, tripjes naar attractieparken of de nieuwe auto van papa. Met een goed gevulde maag en boordevol energie konden ze doen wat ieder jong kind zou moeten kunnen doen; spelen en leren. Misschien wel de grootste uitdaging voor de leraren? Ouders die ontevreden waren over het schooladvies, want kan zoon- of dochterlief met nog wat extra bijlessen niet ‘gewoon’ naar het VWO?
1 jaar later. Met een gezonde dosis spanning ging ik naar mijn eerste echte sollicitatiegesprek ooit. Ondanks dat ik mijn diploma pas over 1,5 jaar zou gaan halen had ik toch gesolliciteerd op een vacature als onderwijsassistent bij een andere basisschool in Rotterdam. Het leek mij gaaf om echt te gaan werken, meer verantwoordelijkheden te krijgen en meer ruimte te krijgen om leerlingen te begeleiden. Tot mijn verbazing kreeg ik het vertrouwen van de schooldirecteur en mocht ik, ondanks het feit dat ik nog geen diploma had, aan de slag als onderwijsassistent. Maar van dat perfecte onderwijswereldje dat ik zojuist beschreef was hier weinig te merken (uitbrei.). Veel ouders spraken geen of slechts gebrekkig Nederlands. Meerdere kinderen kwamen zonder ontbijt naar school om vervolgens de hele schooldag moeten draaien op 1 magere boterham. En dan had je nog geluk, het is meer dan eens voorgekomen dat een kind beschimmeld brood of brood zonder beleg bij zich had. Het ging letterlijk van wortels en snacktomaatjes naar schimmel en droog brood.
2 kilometer hemelsbreed, 10 minuten fietsen. Dat scheidt deze twee totaal andere werelden. Hoe kan dat toch? Hoe kan ik er iets aan doen? Kan ik er iets aan doen?
Ik kan het op zijn minst proberen, ik moet het op zijn minst proberen. Want ik zag op deze school ook hoeveel positieve impact je kon hebben op deze jonge kids. Want juist wanneer je thuis wellicht wat aandacht mist, is deze op school nog net wat harder nodig. Ik zag hier wat voor mooie acties er waren voor deze groep, van het organiseren van speeldagen in de wijk met springkussens en muziek tot het uitdelen van gezonde snacks. Vaak met steun vanuit de gemeente. Ja, het ging hier dan niet over een skivakantie of de nieuwe auto van papa, maar met minstens evenveel enthousiasme ging het over de coole springkussens bij het metrostation. Een kleine actie die tientallen kinderen een leuke dag bezorgde en ze vooral eventjes kind liet zijn zonder te hoeven denken aan de zorgen die er thuis vaak waren. Ondersteuning voor kwetsbare gezinnen is van essentieel belang. We moeten ervoor zorgen dat iedereen een veilige, gezonde en leerzame jeugd kan hebben.
En dus: Zonder te denken dat het ooit zo uit de hand zou lopen meldde ik mij aan bij de cursus Politiek actief die hier door de griffie werd georganiseerd. Ik was verkocht. Ik meldde mij aan bij Leefbaar Capelle en stuurde een mail naar Ans Hartnagel over wat er volgens mij beter kon ik Capelle. Van vergroening tot gezondheid en armoede. Ik was de gemeentelijke stukken ingegaan en was nogal geschrokken. Ongeveer 1 op de 5 kinderen komt uit een laaginkomenhuishouden. Een zelfde aantal leidt aan overgewicht en het aantal sportende jongeren was dalende.
Sinds ik hier als 18-jarig raadslid begon heb ik mij beziggehouden met veel meer dan alleen het sociale aspect dat ik zojuist noemde. Met GroenLinks stelde we vragen over afval en vergroening in De Hoeken, daar zien we nu zwerfvuilkleppen en daar begint een prachtige groene entree begint te ontstaan die de voormalige kale groene vlakte vervangt. Vanochtend was ik met wethouder Geissler in het Schollebos bij een van de eerste Doneerringen in onze stad. Een initiatief waarmee we hopelijk het aantal plastic flesjes op straat kunnen verminderen en mensen die de flesjes inleveren een extraatje oplevert. Hopelijk zien we binnenkort ook een veiligere wandelroute voor leerlingen van het EYE College die richting de Koperwiek willen.
Ik hou me dan ook vaak bezig met de vraag hoe zou Capelle er eigenlijk uit moeten zien? En voor wie willen we bouwen? Hoe kunnen we Capelle vergroenen? Hoe kunnen we Capelle nog net dat stukje mooier maken? En ik heb dan nog wel ** minuten, maar ik vermoed dat ik daar nog wel langer voor zou willen. Vanavond is daar misschien niet het moment voor. Maar vooral die tweede vraag is belangrijk en heeft ook te maken met het Rekenkamerrapport dat vanavond voor ons ligt. Voor wie willen we bouwen? Om die vraag te beantwoorden moeten we eerst onze definities helder krijgen, want als we niet weten welke doelgroepen en woningsegmenten er zijn kunnen we nooit passend beleid maken.
Terug naar die verkiezingen van maart vorig jaar. Voor lokale partijen een groot feest, ruim 34% van alle raadszetels werden aan hen toevertrouwd. Voor Leefbaar Capelle een mooie uitslag, opnieuw de grootste na het vertrouwen te hebben gekregen van 6726 Capellenaren, iets waar wij nog altijd dankbaar voor zijn. En ook voor mij mooi om als jong raadslid jonge Capellenaren te mogen vertegenwoordigen in deze raad. Dat voelt nogsteeds echt als een eer en ik hoop dan ook dat ik de weg naar de gemeentelijke politiek toegankelijker maak voor jongeren. Want ja, het helpt echt wanneer je andere jongeren ziet in een setting als deze. Dat heb ik zelf gemerkt, zonder andere jongeren in deze raad had ik deze stap misschien wel nooit durven zetten. Maar ik zag het ook toen ik hier enkele maanden geleden mocht spreken met MBO1 studenten die iemand van hun leeftijd zagen als raadslid en zich realiseerde dat dit niet alleen iets voor oudere mensen.
Buiten al dat moois hadden die verkiezingen ook een bittere nasmaak. De opkomst was landelijk met 50,5% historisch laag. In Capelle was het zelfs maar 43,5%. In mijn ogen een onmiskenbaar teken van het alsmaar verder dalende vertrouwen in de politiek en de overheid. 2 weken geleden presenteerde de Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen het jaarverslag 2022 in de Tweede Kamer. Daar was ik toevalligerwijs bij en een van de zinnen die hij bij deze presentatie uitsprak is bij mij blijven hangen. Als de politiek, de overheid, weer vertrouwd wil worden zal zij eerst vertrouwen moeten geven. Het is toch eigenlijk gek dat overheden blijven roepen dat alles wordt gedaan met de beste bedoelingen, maar dat wanneer een burger zegt dat hij iets doet met de beste bedoelingen, hij eigenlijk meteen wordt gewantrouwd. Wij moeten naast de Capellenaar staan en niet tegenover de Capellenaar Luisteren, tijd maken om te luisteren naar de problemen, ideeën en oplossingen van Capellenaren. Na dat luisteren volgt de vraag: wat heb je nodig? En hoe kunnen wij jou hierbij helpen? Ik ben ervan overtuigd dat dat is hoe wij onze stad moeten besturen.
Terug naar het begin. Een van de dingen die ik het lastigst vond tijdens mijn werk waren de lessen waarbij een beoordelaar meekeek. Want ja, deed ik het eigenlijk wel goed? En toch waren dat, ondanks het ongemak dat ik op het moment zelf voelde, de lessen waar ik het meest van leerde. Feedback doet groeien. En juist daarom is het zo belangrijk om open te staan voor rapporten als dit rekenkamerrapport en om te leren van fouten die in het verleden zijn gemaakt. Daarom zijn wij blij om te zien dat het college de aanbevelingen van de rekenkamer over wil nemen. Aanbevelingen die wat ons betreft goed aansluiten bij de uitkomsten van het rapport. Maar ondanks dat hebben wij vragen. Nu duidelijk is geworden dat we in het verleden besluiten hebben genomen op basis van onbetrouwbare cijfers blijft de vraag staan: hoe staan we er dan echt voor? Weet de wethouder hoeveel sociale huurwoningen er op dit moment zijn in Capelle en dus ook welk percentage van de woningen in Capelle in deze categorie valt? Dit is voor ons de centrale vraag die vanavond beantwoord moet worden. In de commissie kwam naar voren dat we dit niet weten, maar hoorden we wel dat we cijfers zouden krijgen. Dan rest de vraag: wanneer denkt de wethouder deze cijfers te hebben. Dat lijkt ons een vrij essentiele vraag.
We hebben ons in het coalitieakkoord gecommitteerd aan 30% sociale huurwoningen. Op dit moment lijken we niet te weten wat dit percentage is. Zitten we onder de 30% en moet er sociale huur bij of zitten we er toch boven en kunnen we doorgaan op de ingeslagen weg? En wij begrijpen best dat het in kaart brengen van sociale particuliere huur lastig is, maar voor corperatiewoningen moet dit toch vrij eenvoudig in kaart te brengen zijn? Waarom lukt dit niet? In het verleden hebben wij vaker gehamerd op de noodzaak om definities helder te formuleren en doelstellingen concreet te maken. Daarom zullen wij extra nauwlettend kijken naar deze definities over hoe we doelgroepen en prijssegmenten van woningen in het nieuwe programma wonen onderscheiden.
Om het vertrouwen in de politiek, om het vertrouwen in ons, te herwinnen is het van essentieel belang dat we ons handelen kunnen onderbouwen en op een begrijpelijke manier kunnen uitleggen. Dat kan niet wanneer wij besluiten nemen op basis van onbetrouwbare cijfers. Hoe kan de Capellenaar ons vertrouwen als wij onze eigen cijfers niets een kunnen vertrouwen. Nogmaals, wij zijn blij met dit kritische rekenkamerrapport en de bijbehorende aanbevelingen en zullen instemmen met dit voorstel.